
Dit impliceerde echter niet dat men het kleinschalig wou aanpakken. Integendeel, er viel wat goed te maken. Om een snelle en makkelijke implementering te bespoedigen opteerde mobiliteitsminister Bertrand er voor om in de beginperiode pré-metrolijnen aan te leggen en stelselmatig uit te breiden. Deze ondergrondse tramsporen dienden vervolgens op termijn te evolueren naar een volwaardig metronetwerk. In 1969 werd het eerste stukje van verbinding 1 tussen Schuman en De Brouckère in gebruik genomen. Een jaar later volgde een tweede tussen Madou en Naamsepoort.

Toch werd al gauw duidelijk dat de oorspronkelijke plannen (die het op termijn over niet minder dan 5 metrolijnen hadden) wat hoog gegrepen waren. De volgende decennia eindigden bijgevolg een handvol dure projecten in de koelkast. Dit had zijn gevolgen. Enkele eerdere werkzaamheden werden op deze manier immers volstrekt overbodig.

Zo staat er tussen Ribaucourt en Yzer, net onder het zeekanaal Brussel-Schelde, nog steeds een in ruwbouw afgewerkt spookstation Sainctelette te wachten op een eerste passagier.
Ook aan de Kruidtuin kan u de ghostbuster in uzelf loslaten.
Aandachtige bezoekers zal het misschien zijn opgevallen dat de odyssee naar de sporen er wel erg lang duurt. U moet immers drie verdiepingen afdalen om uiteindelijk de sporen te bereiken. Op tussenniveau -2 staat er achter de muren en stalen deuren namelijk nog een fantoomstation klaar voor gebruik. Over de lijn onder de Koningsstraat waar ze ooit hoorde op aan te sluiten is er ondertussen geen sprake meer.